background

MOTORRIJDEN OF -POETSEN?


Een zondag, eind november 2000, 11 uur 's ochtends. Ik heb een afspraak in Den Bosch en in Aardenburg (Zeeuws Vlaanderen). Ik controleer van mijn motor de banden, remmen, achterlicht, remlicht, voorlicht, knipperlichten, olie en koelvloeistof. En breng de banden op de juiste spanning. Het vizier van de helm maak ik van binnen en van buiten schoon en prepareer het tegen het beslaan en tegen het aan blijven hangen van de regen.


Mijn waterdichte en ademende motorpak gaat mij beschermen mij tegen regen en kou. Eerst m'n motorbroek aan, dan m'n laarzen, m'n buff om, m'n motorjas aan, m'n helm op en tot slot de handschoenen aan: ik ben er klaar voor! De motor, een zwarte BMW K75RT (drie cylinders, 750cc, driehoekige uitlaat) uit 1991, slaat aan na drie keer starten. 't Is al weer een tijd geleden dat ik een toertocht maakte. En het lijkt alsof de motor daarover z'n ongenoegen wil laten blijken.

Ik bestelde deze motor in 1992 en kocht 'm begin 1993. Slechts 17.000 kilometer op de teller. Verkrijgbaar in elke gewenste kleur, zei de garagist uit Marum, omdat 'ie totall-loss was: de vorige eigenaar (een veertiger in een midlifecrisis) investeerde fl. 35.000 in een voor hem veel te zware machine, remde abrupt bij het zien van een file en slipte. Dat bespaarde mij meer dan fl. 16.000.

Sinds het behalen van mijn rijbewijs in 1979 is het mijn vijfde motorfiets, allemaal van het zelfde merk. Meer dan 10 jaren daarvan reed ik op mijn derde motor: een BMW R65 eveneens zwart van kleur. Slalommend om melkflessen, achtjes draaiend op twee parkeerplaatsen en balancerend met losse handen leerde ik de beheersing van een mototfiets.


’t Regent licht. Ik rij door het tuinhek, kijk links/rechts/links, rij de straat op en volg de slingeringen van de straat waarin ik woon. Voorzichtig aan, de banden zijn nog koud want het is maar 9˚C. En in de herfst zijn de wegen sowieso glibberig door het aardappel- en bietenrooien. Op de weg naar Oudemolen rem ik beurtelings voor en achter om de banden op temperatuur te brengen. Even oppassen, een onoverzichtelijke bocht naar links een bruggetje over het Oudemolensediep; eventuele tegenliggers kan ik niet bijtijds zien en op de rechter weghelft  ligt vaak modder. Daarna volgen een mooie bocht naar links en eentje naar rechts. Door de herfst heb ik nu meer overzicht en dus kan ik deze bochten soepel nemen. Yes, het motorgevoel is er weer! Een tijdje later rijd ik op de A28 richting Zwolle.


Met een snelheid van 130 km/uur en bedacht op flitsers onder viaducten en bij tankstations rijd ik drie kwartier later over de knik in de IJsselbrug bij Zwolle. De A50 leidt naar Den Bosch. Snelweg, da's wel erg prettig, want de regen komt nu met bakken uit de  hemel. Om twee uur 's middags parkeer ik mijn motor in een autovrije winkelstraat op mijn eerste bestemming in 's Hertogenbosch. Na nog een klein motorritje met mijn Bossche motormaatje (hij rijdend op grote broer K100RT) brengen we onze motorfietsen naar de nabijgelegen parkeergarage waar ze kostenloos onderdak krijgen.


De volgende ochtend vertrek ik naar Aardenburg. Ik besluit gebruik te maken van mijn GPS. Het is een Garmin e-Map. Het is een ‘zakrekenmachine’ die exact aangeeft op welke positie je bevindt ... behoudens dat de nauwkeurigheid van de kaart summier en slecht was.


Ik toets ‘Turnhout’ in en zal de wegen volgen die het dichtst bij de aangegeven “linea recta” komen. Nog in 's Hertogenbosch zie ik de voor mij zo bekende caravans en ook Vught roept associaties op met m'n functie bij het COA. De GPS-pijl duidt dat ik meer naar links moet en ik neem de eerstvolgende zijweg. Gelukkig regent het niet meer sinds ik 's Hertogenbosch achter me liet. Maar de temperatuur is gezakt tot 5˚C en ik heb het gevoel niet voor niets een goed motorpak gekocht te hebben. Een verbodsbord duidt een wegomlegging aan. Via een te smal weggetje en door de bermen wurgt het omrijdende ochtendverkeer zich naar een einddoel. Er ligt veel uit de bermen gereden modder op de weg. Ik besluit pontificaal gebruik te blijven maken van mijn weghelft, op respectabele afstand van berm en modder. Met ontzag rijden de tegenliggers, door de berm, mijn langzaam rijdende motor tegemoet. In Gilze-Rijen, weer zo'n bij het COA bekende plaatsnaam, geniet ik van een lunch en de warmte. En kijk ik toch weer naar de gestaag vallende regen.


In Turnhout programmeer ik mijn GPS op ‘Antwerpen’, een keuze waar ik later spijt van zou krijgen. De weg van Turnhout naar Antwerpen is de meest saaie weg die ik ooit gereden heb.  Kilometers rechttoe-rechtaan, links en rechts lelijke ‘landhuizen’ om-en-om afgewisseld met lelijke industrie. Door de snelheidsbeperkingen en mijn onbekendheid met de Belgische politie duurt het eeuwen voor ik in Antwerpen ben. In Antwerpen blijf ik de GPS-pijl volgen en beland ik in het centrum. Het spitsuur nadert. Langzaam kruipt het verkeer voorwaarts. Dit wordt me te gek: ik passeer het langzaam rijdende verkeer of over de trambaan of rechts langs de trage automobilisten en vrachtwagens; voordringen mag van mij alleen dan indien het echt niet opschiet. Mijn eerder gemaakte keuze voor ‘Antwerpen’ straft mij: meer dan een uur zoek ik naar de ingang van de Kennedytunnel. Ik wend en keer mijn motorfiets op de meest ongebruikelijke plaatsen, zoals ik dat geleerd heb op mijn R65. Uiteindelijk vind ik één van de onderdoorgangen van de Schelde, richting Zelzate. Ik heb voorlopig even weer genoeg van België en verlaat de A49 en België bij Stekene. Ik ruik dieselolie en kijk goed uit want dieselolie is glad, vooral bij regen. Inderdaad: een spoortje olie markeert de route van een lekkende tank en even verder ligt naast de oprit een auto tegen de boom. Gezien de witte lakens, voor de inzittende(n) met een fatale afloop. De automobilist had de dieselolie dus niet geroken.


Via Koewacht, Axel en Spui bereik ik Terneuzen. Over de dijk langs de Westerschelde rijd ik naar het westen, Aardenburg met de GPS aanhoudend. Het is herfst, koud, nat en inmiddels schemerig: ergens neem ik een fietspad over de dijk naar een stilteplaats. Ik parkeer de motor, zet m'n helm af en geniet. Van de doodsstilte, de vogels en de verlichting aan de overkant. Via Breskens en Cadzand (weer zo'n COA-plaats) arriveer ik nog vòòr de stoofpot bij Frans en Marita. In hun garage is voor een auto geen plaats maar wel voor m'n motor.


De volgende ochtend, na het ontbijt, vertrek ik naar Breskens. Altijd weer spannend, zo'n veertocht. Is het dek niet glad? Is er niet te veel golfslag? Valt m'n motor niet om? De pont is gelukkig voorzien van ruw asfalt. De golfslag valt mee en met 31km/uur naderen we Vlissingen: waar zo’n GPS niet handig voor is. Is ook Vlissingen niet een AZC gevestigd? Het regent weer. Ik kies voor de meest eenvoudige weg naar Utrecht: Oosterscheldedam, Neeltje Jans, Grevelingendam, Haringvlietsluizen, Rotterdam en via de A20 kom ik op de N210 terecht, ruwweg richting Utrecht. Vanaf Bergambacht is mijn GPS weer leidend. Het is droog en erg rustig bij de weg. De weg daagt uit tot verkenning van de mogelijkheden. Ik toer, ik geniet van de omgeving, van de bochten in de weg. De snelheidsmeter beweegt zich tussen de 80 en 100. Lopik. Ik kom in de buurt van Utrecht. Ik haal in waar rijen auto's achter een SRV-wagen moeten blijven rijden. In IJsselstein is alles autovrij. Mijn motor parkeer ik echter gewoon voor de deur van een broodjeshuis: hoezo autovrij?


Na de koffie begin ik aan de laatste etappe: via Utrecht, Amersfoort, Zwolle en Assen naar huis. De afrit van de A12 naar de A27 kenmerkt zich een mooie lange, linkerbocht. Beducht voor oliesporen en steentjes rij ik met 100km/uur richting het Noorden. Dan van de A27 naar de A28: weer zo'n mooie afrit. Auto's sorteren links en rechts voor. Ik kies mijn positie. En geef een automobilist een afstraffing voor zijn impulsieve rijbaanverandering die mij bijna fataal was geworden. Mijn hart bonst in de keel; 'k heb het weer gered, de zoveelste aanslag op m’n motorleven.

Het was al weer geruime tijd droog en dus begint het weer te regenen. Ik verlaag de ruit van mijn kuip door een druk op de knop en de wind waait de regenwaas van mijn vizier. Amersfoort. Honderd is honderd. En dàn mag ik weer 130km/uur. Ik aanvaard het risico van de eventuele boete van fl.60 voor deze overtreding, die eigenlijk een hobby is. De A28 Amersfoort-Zwolle-Assen is saai. Deze weg heb ik te vaak gereden. Gelukkig wordt het na Zwolle weer droog. En mijn motorpak ook, voor ik thuiskom. Tussen Meppel en De Wijk even voluit. Uit ervaring weet ik dat daar nooit flitsers staan en het is daar nooit druk. Ik kijk in mijn spiegels: geen stiekeme politieauto te zien. Gas. Eventjes, eventjes 170, 180 km/uur. De motor snort. En de wind rukt aan mijn helm. Licht-zwalkend zoeken de wielen het juiste pad over de weg. Ik realiseer me steeds dat een overstekend konijn, een langsvliegende vogel of oneffenheid in de weg een einde aan dit avontuur kan maken. Gas los: een viaduct waar ik regelmatig een flitser waarneem (en wel eens bekeurd ben). Ik rijd weer de toegestane 130km/uur.


Bij Hoogeveen zwaai ik naar de tweede motorrijder die ik vandaag tegenkom. Het yuppenseizoen is voorbij. Mijn voeten zijn koud en de uiteinden van mijn vingers tintelen. Nog 20 minuten. Ik rij de straat in waar ik woon, volg z’n slingeringen, rij door het tuinhek en parkeer mijn motor in de garage. Door het krimpen en uitzetten tikt het motorblok nog enige tijd na. De uitlaat stinkt door het aanhangende vuil en verspreidt een warme walm. Ik kijk naar de lak die dof is van alle regen en vuiligheid. Poetsen is nooit mijn passie geweest.


next

home

top

next